-
1 aufziehen
aufziehen♦voorbeelden:2 Gewitter, Nebel zieht auf • onweer, mist komt op(zetten)II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 op-, omhoogtrekken ⇒ overeind trekken2 opentrekken ⇒ uit-, loshalen6 op-, vastplakken ⇒ bevestigen♦voorbeelden:eine Fahne aufziehen • een vlag hijseneine Spritze aufziehen • een injectiespuit vullen -
2 einen Reifen aufziehen
-
3 remonter
remonter [rəmõtee]1 (weer) naar boven, omhoog gaan ⇒ (weer) stijgen2 teruggaan (naar) ⇒ teruggaan (tot, op), terugkomen (naar)♦voorbeelden:remonter dans le temps • in het verleden teruggaan→ actionII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 opgaan ⇒ teruggaan naar, weer naar boven gaan2 weer naar boven brengen ⇒ ophijsen, ophalen♦voorbeelden:remonter une rivière • stroomopwaarts gaan, varenremonter une rue • een straat inlopen→ moralv1) weer omhoog gaan, stijgen3) weer naar boven brengen/halen5) opmonteren6) aanvullen7) ophogen [muur]9) opwinden [klok]
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Нидерландский